7 opvallende wijzigingen vernieuwde NEN 1006 en Waterwerkbladen
Geplaatst op 25 februari 2016 door Redactie
NEN 1006 en de Waterwerkbladen zijn essentiële informatiebronnen bij ontwerp, aanleg, ingebruikstelling en beheer van leidingwaterinstallaties in gebouwen. Zowel de norm als de waterwerkbladen zijn herzien. Wat zijn opvallende wijzigingen? De NEN-norm 1006 ‘Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties’ geeft eisen en aanbevelingen waaraan een leidingwaterinstallatie moet voldoen vanuit het oogpunt van volksgezondheid, veiligheid en doelmatigheid. Deze NEN-norm is herzien in oktober 2015 en wordt naar verwachting medio 2016 aangewezen in het Bouwbesluit.
De vernieuwde NEN 1006 is afgestemd op het Bouwbesluit 2012, de Drinkwaterwet, het Drinkwaterbesluit en afgeleide ministeriële regelingen. Verder zijn relevante eisen opgenomen uit de Europese norm EN 806 (delen 1 tot en met 5). De NEN-norm wordt naar verwachting medio 2016 aangewezen in het Bouwbesluit. Wat zijn opvallende wijzigingen in de NEN-norm en de Waterwerkbladen?
1. Meer nadruk op bepalingsmethoden
De bepalingsmethoden bij de algemene eisen en grondslagen stonden voorheen vooral in de Waterwerkbladen. Nu staan er veel meer in de NEN zelf en dat maakt de vernieuwde NEN 1006 meteen een stuk dikker. De bepalingsmethoden zijn overzichtelijk samengevoegd in een tabel in hoofdstuk 1.
2. Rekenregels versus q√n-methode
De berekening van volumestromen kunt u doen volgens de q√n-methode. Deze methode staat voortaan ook in de NEN (paragraaf 5.1) en niet alleen in een Waterwerkblad (2.1C). De rekenregels (volgens SIMDEUM) uit isSO-publicatie 55 ‘Leidingwater-Installaties’ houden ook rekening met typen gebruikers en geven daarom een betere benadering van het maximum momentgebruik dan de q√n-methode, NEN 1006 en Waterwerkblad 2.1C sluiten het gebruik van deze rekenregels niet uit. De q√n-methode is begrensd voor woningen en woongebouwen tot 150 tapeenheden en kantoren tot 100 medewerkers, staat in Waterwerkblad 2.1. Daarbuiten hebben andere methoden, zoals de rekenregels (volgens SIMDEUM) de voorkeur. In de praktijk zal vaak een combinatie van rekenmethoden worden toegepast.
3. Minimale volumestromen
Vastgelegd is welke volumestroom op het tappunt minimaal gewaarborgd moet zijn. Toegevoegd is een tabel met volumestromen voor de meest voorkomende sanitaire tappunten. Voor een wastafelmengkraan of fonteinkraan is dit bijvoorbeeld 0,07 l/s.
4. Afkoeling van warmtapwater in uittapleidingen
Warmwater-uittapleidingen moeten na gebruik binnen 45 minuten afkoelen tot 25 °C. De eis van 25 °C bestond al; nieuw is de maximale tijdsduur.
Opmerking: de bepalingsmethode geeft aan dat na 45 minuten 1 liter water moet worden afgetapt en de temperatuur gecontroleerd. Deze eis houdt geen rekening met plaatselijke omstandigheden waarin gemeten wordt. Het afkoelen tot lager dan 25 °C kan immers worden beïnvloed door wisselende ruimtetemperaturen in zomer en winter. Echter: wanneer de leiding na 45 minuten nog niet tot onder 25 °C is afgekoeld, is dit een teken dat niet aan de eisen wordt voldaan en is nader onderzoek nodig naar de oorzaken.
5. Afdoppen loze leidingen
Bij het verwijderen van loze en dode leidingen is bekend dat de leiding zo kort mogelijk op de hoofdleiding moet worden afgedopt. Toegestaan was een klein dood stukje van maximaal 5x de diameter. In de Waterwerkbladen staat nu dat de hoofdleiding glad moet worden afgewerkt. Afdoppen op 5x de diameter is alleen nog toegestaan in bijzondere omstandigheden. Deze uitzondering blijft gehandhaafd omdat glad afwerken vanuit praktisch oogpunt soms onmogelijk is.
6. Beheer en onderhoud
NEN 1006 is uitgebreid met de grondslag dat een leidingwaterinstallatie makkelijk moet kunnen worden bediend, beheerd en onderhouden. Nieuw is het opstellen van een installatiegebonden dossier. Hierover is een nieuw Waterwerkblad (2.7) opgesteld. Een maand na oplevering van de installatie moet bij de installatie en/of de eigenaar/exploitant een dossier beschikbaar zijn met alle relevante informatie over gebruik, beheer en onderhoud. Welke documenten hiervoor moeten of mogen worden aangeleverd is redelijk open gelaten; als ondergrens geldt minimaal een installatieschema bij de installatie.
7. Ingebruikstelling
Een andere belangrijke nieuwe bepaling is dat vanaf realisatie tot aan de ingebruikname de installatie wekelijks moet worden doorgespoeld.